geeft je boek uit
professioneel en zonder kosten

Aanhalingstekens

Aanhalingstekens: hoe ga je daarmee om?

Moet een komma nu voor of na een aanhalingsteken sluiten? Hoort er een punt achter een vraagteken? En wanneer is het nodig om een woord tussen aanhalingstekens te schrijven? Interpunctie- en aanhalingstekens lijken eenvoudig, maar bij het schrijven van een manuscript ontstaan er vaak al snel veel vragen.

Er bestaat een grote variatie in de manier waarop interpunctie- en aanhalingstekens in boeken worden gebruikt. Om daarin sturing te geven, hanteren wij de regels die ook worden beschreven in de Schrijfwijzer (Renkema 2007), de ‘bijbel’ voor het gebruik van de Nederlandse taal.

In deze blog worden alle regels omtrent aanhalingstekens voor je op een rijtje gezet, zodat jij nooit meer hoeft te twijfelen! Hieronder tref je alvast een begrippenlijst met vaktermen die je zult tegenkomen in deze blog.

Citaat

Een citaat kan twee betekenissen hebben: iets dat iemand zegt of een letterlijke uitspraak van iemand, die door iemand anders aangehaald wordt:

  • “Kom je nog?” vroeg hij aan zijn zus.
  • Samen met talloze andere uitspraken van Johan Cruijff, staat het bekende citaat “Ik maak eigenlijk nooit fouten, want ik heb enorme moeite me te vergissen” in het nieuwe boek over hem.

Citaatsaanduiding

Een citaatsaanduiding geeft aan door wie en op welke manier een bepaald citaat gezegd of geschreven wordt. Voorbeelden van citaatsaanduidingen:

  • “Ik ga naar huis,” zegt hij.
  • “Ik mis je,” fluisterde ze.

Interpunctieteken

Tekens zoals komma’s, dubbele punten, vraag- en uitroeptekens.

Cursief

Een ander woord voor schuingedrukt.

Regel 1: citeren en benadrukken

De Schrijfwijzer houdt aan dat citaten tussen dubbele aanhalingstekens geplaatst moeten worden. Enkele aanhalingstekens worden dan gebruikt voor woorden of zinsdelen die benadrukt moeten worden, zoals bij uitingen van sarcasme of bij fantasiewoorden. Het mag echter óók andersom. In dat geval gebruik je enkele aanhalingstekens voor gesproken tekst en dubbele aanhalingstekens voor benadrukte woorden en zinsdelen.

Zolang je een van bovenstaande regels consequent doorvoert, zit je goed!

Het gaat erom dat je door middel van de verschillende soorten aanhalingstekens een verschil maakt tussen citaten en woorden die benadrukt moeten worden. Op die manier zorg je ervoor dat je tekst leesbaar en goed te volgen is.

“Het was een ‘leuk’ feestje gisteren.”
‘Het was een “leuk” feestje gisteren.’

“Het was een “leuk” feestje gisteren.”
‘Het was een ‘leuk’ feestje gisteren.’

Liggende streepjes worden bij citaten niet meer gebruikt in de Nederlandse taal. Vroeger vervulden liggende streepjes in het Nederlands ook de rol van citeren, maar tegenwoordig zijn alleen aanhalingstekens juist.

Regel 2: gedachtes

Gedachtes worden zonder aanhalingstekens geschreven. Zo is het voor de lezer duidelijk dat dit niet hardop wordt gezegd. Ook bij citaten die zijn opgeschreven horen geen aanhalingstekens. Als een citaat dus niet hardop uitgesproken wordt, mogen er geen aanhalingstekens geplaatst worden.

Ik wil hier weg, dacht hij.
Hopelijk mist hij mij ook, dagdroomde ze.

“Ik wil hier weg,” dacht hij.
‘Hopelijk mist hij mij ook,’ dagdroomde ze.

Regel 3: citaatsaanduiding NA het citaat

Als er een citaatsaanduiding achter een citaat staat, dan wordt de komma op het eind van het citaat binnen de aanhalingstekens geplaatst. Ook andere interpunctietekens die bij het citaat horen, zoals vraagtekens en uitroeptekens, worden binnen de aanhalingstekens geplaatst.

Als dit citaat eindigt op een vraagteken of uitroepteken volgt er geen komma. Aan het eind van het citaat staat immers al een interpunctieteken, dus een extra komma is overbodig.

“Ik hou niet van appeltaart,” zei ik.
‘Ik hou niet van appeltaart,’ zei ik.

“Ik ga nog niet naar huis!” riep hij uit.
‘Ik ga nog niet naar huis!’ riep hij uit.

“Wat wil je vanavond eten?” vroeg ze aan hem.
‘Wat wil je vanavond eten?’ vroeg ze aan hem.

“Ik hou niet van appeltaart”, zei ik.
‘Ik hou niet van appeltaart’, zei ik.

“Ik ga nog niet naar huis!”, riep hij uit.
‘Ik ga nog niet naar huis!’, riep hij uit.

“Wat wil je vanavond eten?”, vroeg ze aan hem.
‘Wat wil je vanavond eten?’, vroeg ze aan hem.

Regel 4: citaatsaanduiding VOOR het citaat

Een citaatsaanduiding die voor het citaat staat, wordt gevolgd door een dubbele punt. Deze dubbele punt kondigt aan dat er iets gezegd gaat worden. Het citaat begint vervolgens met een hoofdletter.

Hij riep: “Wat zeg je? Ik hoor je niet!”
Hij riep: ‘Wat zeg je? Ik hoor je niet!’

Hij riep: “wat zeg je? Ik hoor je niet!”
Hij riep, ‘Wat zeg je? Ik hoor je niet!’

Regel 5: citaatsaanduiding BINNEN het citaat

In sommige gevallen bevindt de citaatsaanduiding zich binnen het citaat. Het citaat wordt daardoor kort onderbroken. In dat geval eindigt het eerste deel van het citaat met een komma, gevolgd door de aanhalingstekens sluiten. Daarna komt de citaatsaanduiding, die niet met een hoofdletter hoeft te beginnen. De citaatsaanduiding kan eindigen met een komma (wanneer het citaat daarna natuurlijk doorloopt, zonder leespauze) of met een punt, vraagteken of uitroepteken (wanneer het citaat daarna een natuurlijke leespauze heeft). Vervolgens begint het tweede deel van het citaat met aanhalingstekens openen.

“Wij,” zei hij, “gaan nog niet weg.”

‘Vroeger,’ begon opa, ‘was alles beter!’

“Hoe bedoel je?” vroeg ze. “Dat is toch gek?”

“Wij ”, zei hij, “gaan nog niet weg.”

‘Vroeger’ begon opa ‘was alles beter!’
(de komma’s missen hier)

“Hoe bedoel je?” Vroeg ze. “Dat is toch gek?”

Regel 6: lang aan het woord

Als één iemand meerdere zinnen achter elkaar zegt zonder onderbroken te worden, mogen deze binnen dezelfde aanhalingstekens worden gezet. Op deze manier is het voor de lezer duidelijk dat dezelfde persoon telkens aan het woord blijft.

“Ik koop eigenlijk elke week fruit bij de groenteboer. Het fruit in de supermarkt vind ik er nooit zo goed uitzien. Bovendien kent de groenteboer me.”

‘Ik koop eigenlijk elke week fruit bij de groenteboer. Het fruit in de supermarkt vind ik er nooit zo goed uitzien. Bovendien kent de groenteboer me.’

“Ik koop eigenlijk elke week fruit bij de groenteboer.” “Het fruit in de supermarkt vind ik er nooit zo goed uitzien.” “Bovendien kent de groenteboer me.”

‘Ik koop eigenlijk elke week fruit bij de groenteboer.’ ‘Het fruit in de supermarkt vind ik er nooit zo goed uitzien.’ ‘Bovendien kent de groenteboer me.’

Regel 7: nieuwe spreker, nieuwe regel

Als er een andere spreker aan het woord komt, moet deze op een nieuwe regel worden geplaatst. Als dit niet gebeurt, kan het voor de lezer onduidelijk zijn wie er aan het woord is.

“Jan, kom je even?” riep zijn moeder.
“Nee mam, ik ben even bezig!” riep Jan terug.
“Maar oma komt zo op visite.”

“Jan, kom je even?” riep zijn moeder. “Nee mam, ik ben even bezig!” riep Jan terug. “Maar oma komt zo op visite.”

Regel 8: titels

Titels van boeken worden cursief weergegeven. Namen van tijdschriften, kranten en televisieprogramma’s moeten met een hoofdletter worden geschreven. Films en titels van liedjes worden tussen aanhalingstekens geschreven. Hierbij is het belangrijk dat je dezelfde aanhalingstekens gebruikt als bij de woorden die je benadrukt. Wanneer je ervoor kiest om sarcastische woorden bijvoorbeeld met enkele aanhalingstekens weer te geven, dan moeten de films en titels van liedjes ook met enkele aanhalingstekens.

“Gisteren zaten we samen op de bank,” vertelde Marit. “Ik las het spannende boek Waarom jij? terwijl mijn vriend een stuk las in De Volkskrant. Ed Sheerans vrolijke nummer ‘Shape of you’ was op de radio.”

“Gisteren zaten we samen op de bank,” vertelde Marit. “Ik las het spannende boek ‘Waarom jij?’ terwijl mijn vriend een stuk las in De Volkskrant. Ed Sheerans vrolijke nummer ‘Shape of you’ was op de radio.”

Voorbeeld uit de praktijk

In de onderstaande tekst worden alle bovenstaande regels toegepast in een stuk tekst.

Het was een lange dag geweest. Ze was moe, maar ze had Peter beloofd met hem mee te gaan naar de verjaardag van zijn beste vriend. Waarom beloof ik dit soort dingen ook altijd? dacht ze. Ze sloot de deur en bedacht dat ze niet eens wist hoe laat ze werden verwacht bij Ton. “Peter!” riep ze. “Hoe laat begint dat feestje?”

“Lieverd!” riep Peter vanuit de keuken. “Je bent laat! Stond je vast?”

“Ja, het was weer ontzettend druk op de weg,” antwoordde ze terwijl ze de keuken binnenliep. “Maar hoe laat begint het nu?”

“Om acht uur,” was zijn antwoord terwijl hij haar op de wang kuste. Peter ontkurkte een fles wijn en schonk twee glazen in. Op de achtergrond klonk Adèle met 'Make you feel my love'.

Irma pakte een van de twee glazen aan en keek op haar horloge. “Heb jij al gekookt of zullen we een pizza bestellen?”

“Waarom denk je dat ik niets heb gekookt?” vroeg hij verbaasd. “Ik heb juist je lievelingsgerecht klaargemaakt! Het staat in de oven.”

“Sorry,” zei ze, “ik ben gewoon moe. Fijn dat je hebt gekookt. Nu eerst even eten en dan ga ik me daarna opfrissen.”

“Ik ben al klaar,” antwoordde Peter. “Ik zal straks wel afwassen en daarna kunnen we meteen vertrekken.”

“Ik hoop dat het feestje niet zo ‘gezellig’ gaat worden als vorig jaar,” zei Irma. “Toen vond ik er niks aan.”

Peter antwoordde zuchtend: “Maak je nou maar geen zorgen. We kunnen altijd nog vroeg naar huis!”

Samenvatting

Met deze regels ben je wat meer te weten gekomen over het gebruik van aanhalingstekens. Via de link die je hieronder treft, staan alle regels nog eens kort voor je samengevat. Deze lijst kun je tijdens het schrijven gebruiken als geheugensteuntje. Veel succes met het schrijven van jouw toekomstige bestseller!

Taal

Thema's