Leven in vrede met een oorlogsachtergrond – het scheppen van ruimte na gedane arbeid in het vaderland
Een interessant boek. Het wordt door de uitgever aangeboden in de rubriek ‘romans’, maar het doet, wellicht op iets kleinere schaal, meer denken aan een boek als De Stamhouder van Alexander Münninghoff, dat als ‘kroniek’ wordt geafficheerd, meer in het bijzonder als een familiekroniek. De ondertitel van dit 'Leven in vrede' luidt: Tijdsbeeld: Leven in de Tweede Wereldoorlog tot nu. En ja: ‘tijdsbeeld’ is als de balans wordt opgemaakt misschien een betere kenschets van het boek dan roman of kroniek, hoewel er naast het diachrone en enigszins multiculturele tijdsbeeld ook elementen van de roman en de kroniek te bespeuren zijn. Met dan in het begin vooral romanaspecten en verderop in het boek meer kroniekaspecten, tot pure anekdotiek toe, en met aan het eind weer een romanesk slot dat de cirkel rond maakt.
Het zal voor lezers van dit boek geen geheim zijn gebleven dat er in 'Leven in vrede' een autobiografische beschrijving van twee verknochte levens wordt gegeven. Dat gebeurt min of meer in romanvorm, waarbij het literatuurtechnisch interessant is dat het perspectief voor een groot deel noch bij een alwetende verteller, noch bij wisselende personages in het verhaal, noch bij een hij of een zij in het verhaal, noch bij een ik, maar bij een zij – de verknochte man en vrouw – ligt. Is dit een manier om optimale afstand te nemen en op die manier niet door emotie te worden overmand? Het zou interessant zijn na te gaan welke romans, tijdsbeelden en kronieken nog meer in de zij-vorm zijn geschreven. Het zal vermoedelijk niet veel voorkomen.
Als thema van het boek zouden we ‘met z’n tweeën zelf eigen plan trekken’ kunnen formuleren. De ‘zij’ die ons door het verhaal meenemen – binnen die ‘zij’ ligt het in zichzelf naar binnen kijken overigens vaker bij hoofdpersoon Enno dan bij hoofdpersoon Monique – hebben in oorlogstijd zacht uitgedrukt geen prettige ervaringen gehad, hebben hun stamgezinssituaties als onduidelijk ervaren en streven naar het innemen van ‘een eigen plek onder de zon’, een doel waarvoor ze in hun latere tienerjaren hard zelf aan een goede opleiding gaan werken. Beiden – al voor het leven verbonden – gaan ze jong de arbeidsmarkt op en blijven ze daarnaast verder studeren, terwijl ook het stichten van een eigen gezin met kracht ter hand wordt genomen. Door de jaren heen groeit een grote behoefte aan rust en vrede ergens anders dan in Nederland, waarbij het tijdelijk verblijven in het Portugal van vóór de Anjerrevolutie het verlangen naar de subtropen wakker roept, maar dan toch liefst een subtropische omgeving met meer gelijkheid tussen mensen dan in het toenmalige Portugal. Ze vinden een plek in Frankrijk, in de Languedoc, op een hoogte met een weids uitzicht. Ook daar moet jarenlang heel hard worden gewerkt om een woonplaats te creëren die hun ideaal benadert, maar daarbij ervaren ze de rust, de vredige omgeving en de ruimte steeds meer als een vervulling. Harmonie als balsem voor de herkomst uit een gespleten tijd met vele tegenstrijdigheden. “In de subtropen hadden ze het gevoel door de natuur ontvangen te worden; in de gematigde streken van hun jeugd moest je een gevecht leveren. Hoe verder je naar het noorden komt, hoe harder de strijd.” Ook de vroege jeugd van Monique in Nederlands-Indië, later het beginnende Indonesië, zal iets met de hang naar warmere streken te maken hebben gehad. Enno was door dat Nederlands-Indië al gefascineerd geraakt toen hij het in zijn grote liefde Monique terugvond.
Aan het begin van het mooi opgebouwde boek is het romanelement vrij sterk. De personages van Enno en Monique worden gevormd aan de hand van onder andere oorlogservaringen. Soms springt de letter daarbij even over van romein naar cursief, wat op het indringender karakter van de ervaringen lijkt te wijzen. In de cursieve passages speelt, incidenteel tot bijna het einde van het boek toe, angst door gruwelijkheden een grote rol.
Gaandeweg wordt het boek meer een kroniek van hoe het leven van Enno en Monique verliep, meestal aan de hand van anekdotische episodes, zoals hoe Enno als vertegenwoordiger van een Nederlandse fabriek in het naoorlogse Duitsland leert hoe hij met de daar heersende zeden moet omgaan, hoe ze als twee Nederlanders die zich in Frankrijk thuis willen voelen aan eigenaardigheden van de Fransen kunnen wennen, hoe een aardige Franse burgemeester als de relatie goed wordt onderhouden voor het doortrekken van waterleiding naar een afgelegen nederzetting kan zorgen – wat het permanent wonen daar aanzienlijk gemakkelijker maakt – en hoe het is om mee te mogen helpen met de druivenpluk. Mede dankzij die burgemeester hebben ze het Franse landleven van binnenuit leren kennen. Ze bereiken dan – het boek wordt weer even vooral roman – het stadium waarin “[e]rvaringen uit hun bizarre oorlogsjeugd en de spanningen van een levenslange wedloop met de tijd en met hun werk” van ze afvallen zodra ze van de verharde weg hun grindpad oprijden. De bochtige, secundaire bergwegen […] leidden voor hun gevoel naar het einde van de wereld. Na de eerste bocht van hun eigen toegangspad langs het dal, waren er alleen nog maar merels en nachtegalen die je toezongen.”
Bij het echt ouder worden wordt een terugkeer naar Nederland onvermijdelijk: wat moet worden gedaan om de Zuid-Franse residentie in stand te houden wordt te zwaar en de afstanden worden onoverkomelijk. We zijn weer even in een roman als Enno op de dag van het definitieve vertrek zijn erf nog één keer rondloopt, naar de vergezichten kijkt en intens afscheid neemt. Zijn gedachten gaan dan ook naar het al ingepakte portret van Monique als klein kind in Nederlands-Indië. Het is een van de weinige schilderijen die uit dat Indië gered zijn. “Het geeft op wonderbaarlijke, voor Enno op ontroerende wijze, in haar kinderlijke onschuld, zijn toekomstige vrouw weer die Enno, een decennium nadat het portret tot stand kwam, in Nederland ontmoette en die de vrouw van zijn leven is geworden.”
Al met al een boek dat het waard is gelezen te worden. 3 à 4 sterren.
Een interessant boek. Het wordt door de uitgever aangeboden in de rubriek ‘romans’, maar het doet, wellicht op iets kleinere schaal, meer denken aan een boek als De Stamhouder van Alexander Münninghoff, dat als ‘kroniek’ wordt geafficheerd, meer in het bijzonder als een familiekroniek. De ondertitel van dit 'Leven in vrede' luidt: Tijdsbeeld: Leven in de Tweede Wereldoorlog tot nu. En ja: ‘tijdsbeeld’ is als de balans wordt opgemaakt misschien een betere kenschets van het boek dan roman of kroniek, hoewel er naast het diachrone en enigszins multiculturele tijdsbeeld ook elementen van de roman en de kroniek te bespeuren zijn. Met dan in het begin vooral romanaspecten en verderop in het boek meer kroniekaspecten, tot pure anekdotiek toe, en met aan het eind weer een romanesk slot dat de cirkel rond maakt.
Het zal voor lezers van dit boek geen geheim zijn gebleven dat er in 'Leven in vrede' een autobiografische beschrijving van twee verknochte levens wordt gegeven. Dat gebeurt min of meer in romanvorm, waarbij het literatuurtechnisch interessant is dat het perspectief voor een groot deel noch bij een alwetende verteller, noch bij wisselende personages in het verhaal, noch bij een hij of een zij in het verhaal, noch bij een ik, maar bij een zij – de verknochte man en vrouw – ligt. Is dit een manier om optimale afstand te nemen en op die manier niet door emotie te worden overmand? Het zou interessant zijn na te gaan welke romans, tijdsbeelden en kronieken nog meer in de zij-vorm zijn geschreven. Het zal vermoedelijk niet veel voorkomen.
Als thema van het boek zouden we ‘met z’n tweeën zelf eigen plan trekken’ kunnen formuleren. De ‘zij’ die ons door het verhaal meenemen – binnen die ‘zij’ ligt het in zichzelf naar binnen kijken overigens vaker bij hoofdpersoon Enno dan bij hoofdpersoon Monique – hebben in oorlogstijd zacht uitgedrukt geen prettige ervaringen gehad, hebben hun stamgezinssituaties als onduidelijk ervaren en streven naar het innemen van ‘een eigen plek onder de zon’, een doel waarvoor ze in hun latere tienerjaren hard zelf aan een goede opleiding gaan werken. Beiden – al voor het leven verbonden – gaan ze jong de arbeidsmarkt op en blijven ze daarnaast verder studeren, terwijl ook het stichten van een eigen gezin met kracht ter hand wordt genomen. Door de jaren heen groeit een grote behoefte aan rust en vrede ergens anders dan in Nederland, waarbij het tijdelijk verblijven in het Portugal van vóór de Anjerrevolutie het verlangen naar de subtropen wakker roept, maar dan toch liefst een subtropische omgeving met meer gelijkheid tussen mensen dan in het toenmalige Portugal. Ze vinden een plek in Frankrijk, in de Languedoc, op een hoogte met een weids uitzicht. Ook daar moet jarenlang heel hard worden gewerkt om een woonplaats te creëren die hun ideaal benadert, maar daarbij ervaren ze de rust, de vredige omgeving en de ruimte steeds meer als een vervulling. Harmonie als balsem voor de herkomst uit een gespleten tijd met vele tegenstrijdigheden. “In de subtropen hadden ze het gevoel door de natuur ontvangen te worden; in de gematigde streken van hun jeugd moest je een gevecht leveren. Hoe verder je naar het noorden komt, hoe harder de strijd.” Ook de vroege jeugd van Monique in Nederlands-Indië, later het beginnende Indonesië, zal iets met de hang naar warmere streken te maken hebben gehad. Enno was door dat Nederlands-Indië al gefascineerd geraakt toen hij het in zijn grote liefde Monique terugvond.
Aan het begin van het mooi opgebouwde boek is het romanelement vrij sterk. De personages van Enno en Monique worden gevormd aan de hand van onder andere oorlogservaringen. Soms springt de letter daarbij even over van romein naar cursief, wat op het indringender karakter van de ervaringen lijkt te wijzen. In de cursieve passages speelt, incidenteel tot bijna het einde van het boek toe, angst door gruwelijkheden een grote rol.
Gaandeweg wordt het boek meer een kroniek van hoe het leven van Enno en Monique verliep, meestal aan de hand van anekdotische episodes, zoals hoe Enno als vertegenwoordiger van een Nederlandse fabriek in het naoorlogse Duitsland leert hoe hij met de daar heersende zeden moet omgaan, hoe ze als twee Nederlanders die zich in Frankrijk thuis willen voelen aan eigenaardigheden van de Fransen kunnen wennen, hoe een aardige Franse burgemeester als de relatie goed wordt onderhouden voor het doortrekken van waterleiding naar een afgelegen nederzetting kan zorgen – wat het permanent wonen daar aanzienlijk gemakkelijker maakt – en hoe het is om mee te mogen helpen met de druivenpluk. Mede dankzij die burgemeester hebben ze het Franse landleven van binnenuit leren kennen. Ze bereiken dan – het boek wordt weer even vooral roman – het stadium waarin “[e]rvaringen uit hun bizarre oorlogsjeugd en de spanningen van een levenslange wedloop met de tijd en met hun werk” van ze afvallen zodra ze van de verharde weg hun grindpad oprijden. De bochtige, secundaire bergwegen […] leidden voor hun gevoel naar het einde van de wereld. Na de eerste bocht van hun eigen toegangspad langs het dal, waren er alleen nog maar merels en nachtegalen die je toezongen.”
Bij het echt ouder worden wordt een terugkeer naar Nederland onvermijdelijk: wat moet worden gedaan om de Zuid-Franse residentie in stand te houden wordt te zwaar en de afstanden worden onoverkomelijk. We zijn weer even in een roman als Enno op de dag van het definitieve vertrek zijn erf nog één keer rondloopt, naar de vergezichten kijkt en intens afscheid neemt. Zijn gedachten gaan dan ook naar het al ingepakte portret van Monique als klein kind in Nederlands-Indië. Het is een van de weinige schilderijen die uit dat Indië gered zijn. “Het geeft op wonderbaarlijke, voor Enno op ontroerende wijze, in haar kinderlijke onschuld, zijn toekomstige vrouw weer die Enno, een decennium nadat het portret tot stand kwam, in Nederland ontmoette en die de vrouw van zijn leven is geworden.”
Al met al een boek dat het waard is gelezen te worden. 3 à 4 sterren.