Twee tot vijf werkdagen
(Nederland en België)
(Past door brievenbus)
Samenvatting
Viola werkt in het voortgezet onderwijs. In haar hart is ze echter een kunstenares. Viola heeft een zwaar verleden dat ze iedere dag met zich meedraagt. Na een afspraakje dat Viola bijna fataal wordt, besluit ze om naar Zwitserland te reizen. Tijdens haar trip door de natuurrijke Zwitserse Alpen ontmoet Viola een primitief levende vrouw, genaamd Avélie. Op het eerste gezicht hebben beide vrouwen veel met elkaar gemeen. Een liefdesrelatie bloeit op tussen de besneeuwde bergen, totdat Viola last krijgt van waanbeelden die uitgroeien tot het idee dat Avélie een moordenares is. Viola komt in een gruwelijke nachtmerrie terecht.
Over de auteur
Tilana Akker is geboren in maart 1999. Vanaf dat zij een pen kan vasthouden, schrijft ze spannende verhalen. Ze heeft een passie voor alles met letters die haar iedere dag mogelijkheden brengen. Ze schrijft om haar fascinaties voor de donkere deeltjes van de menselijke psyche tot leven te brengen in haar boeken. Ze wil haar lezers intrigeren, vermaken en aan het denken zetten.
De kou was opeens realiteit geworden. Nu snapte ze waarom het Lac de Derborence zo vroeg werd gesloten. Stap voor stap liep ze door de frisse winterbries. Slechts grote grassprieten kwamen boven het witte laken tevoorschijn, als wormpjes uit de aarde. Viola nam nog een hap van haar boterham. In de buurt van de schuur bleef ze plotseling staan. Naast de grote grassprieten, kwam er iets anders in de sneeuw tevoorschijn. Viola stopte met kauwen. Rode vegen in de sneeuw? Rode druppels. Viola liet het laatste stuk boterham uit haar hand vallen. Enkele stappen verder zag ze een ijzeren zaag met een houten handvat liggen in de sneeuw. Een rode smurrie kleefde aan de scherpe kartelrandjes van de zaag. Voor een moment hield Viola haar ademhaling gevangen in haar borstkas. Een ruige storm raasde door haar lichaam. ‘Bloed?’ fluisterde ze zachtjes. ‘Avélie?’ vroeg ze terwijl ze de hut binnenstormde. Waar is ze? Ze stormde de hut weer uit en liep het bos in. ‘Oh ja, de waterput. Die moet in de buurt zijn,’ zei Viola tegen zichzelf om een geruststellende gedachte in haar hersenen aan te brengen. Viola’s ademhaling was zwaar. Paniek ontstond in haar borstkas, waar ze pijnlijke steken te verduren kreeg. ‘Straks is die gekke bestuurder terug,’ zei ze tegen zichzelf. Een hete gloed daalde neer op haar rug. Viola zag alleen maar bomen. ‘Hé, gaat het wel?’ Viola schreeuwde door de plotselinge stem dicht bij haar. ‘Sorry,’ zei ze toen ze zag dat Avélie het was. ‘Ssst!’ zei ze. Ze trok Avélie mee aan haar arm richting de schuur. Ze moet de zaag zien en dan moeten we de politie bellen. Vlak bij de schuur stopte Viola met lopen. Verbaasd keek Avélie haar aan. Haar verbazing was niks vergeleken met het gevoel van Viola’s verwarring. De zaag was weg.