Voorkant
Voorkant cover
Achterkant
Achterkant cover

Omzichtig

Auteur

Peter J.R. Vermaat

Uitvoering
Paperback
Reviews
4,0 / 5 (1 reviews )
Prijs
16 ,50
Verzending
Gratis verzending in Nederland en België
Levertijd
Twee tot vijf werkdagen
(Nederland en België) (Past door brievenbus)

Samenvatting

In de bundel Omzichtig gaat de dichter in het landschap van zijn jeugd op zoek naar de wortels van zijn dichterschap. Namen, waarin taal en omgeving samenkomen, bieden hem uitzichtspunten, vanwaar hij zowel kan omzien als vooruitkijken. Woorden, die hij als kind heeft opgeraapt, kan hij nu omsmeden tot poëzie. Veel van het landschap dat beschreven wordt, is door erosie of plantengroei geleidelijk, maar ontegenzeggelijk anders geworden dan hij het ooit leerde kennen. Deze bundel vormt een soort Wayback Machine voor Google Earth, die een situatie op een willekeurig tijdstip in de afgelopen vijftig jaar weer tevoorschijn tovert.

Over de auteur

"Ik ben geboren en opgegroeid in de Gelderse Vallei en schreef mijn eerste gedicht in 1978. Ik publiceerde onder meer in De Revisor, Op Ruwe Planken en Dighter en won in 2009 de SLAU HC-Trofee. Mijn poëzie, meestal geschreven in de vorm van een rijmloos symmetrisch sonnet, is melodieus en klankrijk. In deze bundel vormen de namen uit het landschap van mijn jeugd het vertrekpunt voor een voetreis door de taal."

Productinformatie

ISBN
9789402211665 / 978-94-022-1166-5
Uitgeverij
Boekscout
Verschijning
17-10-2014
Taal
Nederlands


Uitvoering
Paperback
Pagina's
40
Formaat
12,5 x 20 cm
Illustraties
Nee

Inkijk

Ouderlijk huis

Het huis waarin ik opgroeide gaat schuil
achter donkergroen struikgewas. Steeds hoger
bos onttrekt het aan de blik van alledag.

Het is er stil geworden. Jonge kinderen
komen alleen nog bij de voordeur aan
om geld of uit onnozelheid. Met achterdocht
opent de deur zich later en steeds minder ver.

De hond is dood, zijn mand verpulvert in
de schuur naast hobbelpaard en wieg. Geluid
ligt er bedolven onder dikke lagen stof.
De tijd hangt dun en tastbaar in een spinneweb.

Misschien beweegt er niets meer achter steen
en glas wanneer ik weer een voet zet op het pad,
weifelend stil sta met de sleutel in mijn hand.

Reviews

Uw email wordt enkel gebruikt voor overleg over de betreffende review

Wordt getoond bij de review

door Papaver op 28-11-2014
Ik ben normaal niet het type lezen dat kaften bekijkt. Ik blader meestal. Voor het nieuwe bundel, zijn eerste blijkbaar, van Peter J.R. Vermaat maak ik toch een uitzondering. Omdat ik over die foto iets kwijt wil, ik neem aan van zijn zoon, die daar op een heuveltje ergens naar links staart, naar iets wat zich buiten beeld bevindt: die lijkt namelijk gefotoshopt!
Alsof die kleine daar achteraf gewoon in dat landschap werd neergezet.

Natuurlijk is dat niet zo, dat weet ik uit goede bron. Het is een vreemde samenloop van omstandigheden, van licht, van verte, van afstand, van perspectief. Maar het is wel een mooie gelegenheid om dit als intro te gebruiken, want de dichter Vermaat is nu niet meteen een erg toegankelijke dichter. Of is dat maar een eerste zicht, en vergis ik mij. Net zoals ik mij vergiste in die foto op de kaft?

Ik denk dat ik bij het lezen de waarschuwing van de dichter in aanmerking had moeten nemen: omzichtig. De titel van de hele bundel, en misschien bedoelde hij wel dat het heel omzichtig is geschreven, maar net zo goed heel omzichtig moet gelezen worden.
Ik haal eerst maar mijn favoriete taal en beelden naar boven, zo lukraak alsof ze daar zijn neergegooid. In ‘Amersfoortsestraat’ probeert Peter J.R. Vermaat hoe je een beeld van je jeugd, familie, en eeuwigheid gebald in woorden krijgt:

‘Hier stond mijn wieg. Tussen de oude mannen/
Werd ik met schuurpapier verschoond/
en smoorden kussen het verwezend huilen.’

Het moet pijn gedaan hebben, zo terug aan je kindertijd te mogen denken, maar het werkt schitterend door. Bovendien lees ik hier zoveel ‘s’-en in drie regels dat het lijkt alsnog het verleden probeert daarover te zwijgen, ‘sttt’, vinger op de mond, meer hoef je in deze poëzie niet bloot te geven.

Ook de moeder wordt niet erg gespaard:
‘de woorden van mijn moeder bleven stug’, boerentaal waarin liefde en vloeken zo dicht bij elkaar liggen dat kinderen daar nauwelijks onderscheid in maken.

Hoe trek je de lezer in je verhaal, betrek je de lezer in je taal?
Zo dus, in het gedicht ‘Wilbrinkbos’:
‘...wijken de paden achterwaarts uiteen/
om argelozen in hun eeuw te lokken.’

Alsof de paden daar hun heel grote armen opendoen, prachtig beeld van wat eerst ontvankelijkheid lijkt, maar eigenlijk veel meer een bijna brutaal binnentrekken is van de argelozen in hun eeuw, in hun vroeger. Ik ben binnen, als lezer! En in de laatste strofe heeft het nog maar eens over de achteloze lezer:
‘Talloos de onbekenden, die aan voetstappen/
niet meer herkenbaar zijn en zeldzaam nu/
de wandelaar die hier mijn sporen vindt.’

Ik denk dat de schrijver daar heel sterk in is. Schrijven over al dat verleden, hoe dat bij elkaar te houden, terwijl er helemaal geen houden meer aan is, het landschap verdwijnt, verandert, en tegelijkertijd proberen af te rekenen met je eigen verleden, in taal.
De dichter is daar heel berekend in. In ‘uitgeweken’ krijgt het landschap niet alleen geluid, maar ook taal, die een beetje staat te patrouilleren, de dichter probeert zich vakkundig te verbergen, en ontspoort in vandaag en valt terug in toen:
‘aanzwellend en wegstervend hoor ik treinen/
achter de grauwe bossen patrouilleren,/
met open ogen glijd ik uit het spoor.’

En dan dat prachtig beeld van toen, dat als een sprookje aan het werk gaat, niet meteen vredelievend, maar toch:
‘...de duisternis die je van achter nadert/
fluistert in je oor en op je schouder leunt.’

Om meteen door te gaan naar angstige beelden in ‘Grijze Veen’, waar meisjes met lichtgevende ogen blijven rondspoken, in een kermisbeeld dat nooit prettig blijkt geweest te zijn, en het ook nooit zal worden.
‘kronkelend bospad met als dwaallichten/
maanspiegelende ogen. Vogelvrij de meisjes/
die van een koude kermis niet thuiskomen.
Met als gevolg dat de dichter geen grond meer heeft om nog te aarden, angst neemt het over, samen met dat scherp beeld, en ingehaakte taal in een gedicht op pagina 23: ’hell’
‘met houten benen, kromgetrokken voeten/
stel ik het wortelen voortdurend uit/
omdat de aarde dorst en honger heeft.

Trouwens een hele mooie omschrijving van zijn eigen poëtica, denk ik dan. Op het eerste zicht geen grond vinden, wortelen zou hier net hetzelfde als schrijven kunnen zijn, of het vangen van beelden, vegen in het nu, in vandaag, om vroeger terug te vinden in een hopeloze zoektocht. Aarde slurpt alles op, het verleden en het heden, in dat oerbeeld van dorst en honger, moeder natuur die onverzagdigbaar blijkt.
Maar het tweede zicht is anders. Wat eerst niet lijkt te lukken wordt aardig gevangen in taal, in drie simpele regels en eigenlijk in dit hele gedicht. Zijn sonnet, dat er nooit een hoefde te worden, eindigt met taal die vakkundig doet wat op het eerste zicht nooit lukte:
‘... hier op de zandgrond groeit niets dan langzaam / onbrandbaar vlas, donker en onverbeterlijk,/ wie ook de vossen door de velden jaagt.
Ik vrees dat ik mijn leesvossendoor zijn donker en onverbeterlijk onbrandbaar vlas aan het jagen ben. En dat ik dat met heel veel leesplezier doe, jagen in zijn taal.

En daar zit net het plezier in dit hele bundel. Peter J.R. Vermaat probeert naar vroeger te kijken, het toen in het taalkundig vizier te nemen, en dat terug te krijgen naar vandaag, met veel gevraag, met beelden die eerst letterlijk worden opgenomen uit zijn geheugen, om dan met taal van vandaag een injectie te krijgen. Het gevolg is dat het hele bundel niet in de verleden tijd komt te staan, niet in de tegenwoordige tijd, maar in de omzichtige tijd. Tijd die je als lezer nodig hebt om zijn verhaal op te nemen, te herkauwen, te genieten. Bovendien hebben die beelden die elkaar in taal kruisen nogal een gevoel van unheimlichkeit, van sprookjesachtig verval, van gevaar, van afrekeningen. Misschien is dat nu net wat de schrijver in heel dit bundel poogt te doen: afrekenen met het kind van vroeger, met de dichter van vandaag en zien dat het niet lukt, op het eerste zicht.
En daarvan een tweede zicht maken, iets met zicht naar toen, omkijken, omzichtig zien dat je zonder herinneringen in een gat valt, een gat dat de dichter nota bene zelf gemaakt heeft, schrijnvederwijs,een ‘Zeumerse Gat’ op pagina 20, een prachtige gedicht waar beeld en taal 18 regels maken in een sonnet dat er nooit een wil worden en het desondanks toch is:

Zeumers Gat

Onder de nevel weven vriendinnen
het lied van wisselkind en waar gebeurd
In dunne draden van hun witte vingers.

Ga tot ons in hijgen ze hees en koel,
Kijken mij dorstig aan met open mond
terwijl onder de spiegel van verschil
ontvangen wordt wie zich verstoten wil.

Zo lang het licht is, kan ik weerstaan,
hoef ik niet op hun zang te dansen
en weet ik mij een wolkenzoon gelijk,
wiens lust niet aan een lichaam ondergaat.

Tegen zonsondergang val ik het water in
met open mond, om van hun lijf te schrokken,
waarop een meid mij op de oever sleurt.

Dat is wat er met mijn leeservaring ook gebeurt. Van zijn taal schrokken, en niemand die mij de oever hoeft op te sleuren. Ik voel me thuis met open mond, omzichtig, voorzichtig.
Papaver