Als er springvloed in aantocht was, of er dreigde slecht weer, dan waren de strandbewoners vaak vooraf al bezig met voorbereidend werk. Vóór de huisjes werden dammetjes van zand gemaakt ter bescherming van huis en bezittingen. Vooral de kinderen vonden dat prachtig.
Bij springvloed ‘s nachts hielden de vrouwen en kinderen zich binnen klaar om met de meest waardevolle bezittingen te kunnen vluchten als het mis ging… Voor mensen die de zee niet kenden, huurders bijvoorbeeld, was het vaak zo eng, dat ze de afrastering achter hun huis doorknipten en de duinen in vluchtten.
Noor herinnert zich zo’n gelegenheid nog goed: "Een zomerstorm in 1992. Het was wind-kracht 8 à 9 Bft., in combinatie met springvloed. De mannen bleven waken op de bordes-sen. Ik ging met mijn twee kleine kinderen naar de zolder, en viel daar ondanks de loeien-de storm in slaap. Midden in de nacht maakte m’n man me wakker. "We gaan hier weg", zei hij. Toen ik beneden kwam, golfde de vloer door het water wat eronder stond. Het zeil was opgebobbeld van het vocht. We hadden papieren en portefeuilles al in de tas gedaan. Het was donker, het stormde, het was heel angstaanjagend. We verlieten het huis via het achterbordes en klommen, ieder met een baby in de armen, tegen de duinen op.