Samenvatting
Een kabouterdorp wordt aangevallen door Woeste Dries en zijn slaafse volk, ratten en duizenden kraaien. Ze willen de voorraadschuur plunderen. Alle dieren uit de bossen scharen zich achter de kabouters. Een musje dat ontsnapt is aan de netten van de aardmannen weet het vogelparadijs te bereiken. De Goede Fee vliegt samen met vele grote vogels zo snel ze kan te hulp. Nog maar net op tijd bereiken ze het kabouterdorp. Ook Elfjes, een toverfluit en wandelende bomen spelen een belangrijke rol. Woeste Dries wordt na een hevige strijd gevangen genomen en naar de Stille Broeders achter de Bonte Bergen gebracht.
Over de auteur
"Mijn leven heeft zich voor een groot gedeelte in Arnhem afgespeeld. Ik was horecaondernemer in het winkelcentrum Presikhaaf en later was ik verbonden aan de hogeschool als cateraar. Mijn privéleven verplaatste zich langzaam naar Almelo. Daar ontdekte ik de diepere laag in mezelf: auteur. Eigenlijk wilde ik alleen maar de verhaaltjes opschrijven, die ik kinderen voor het slapen gaan vertelde. Ik kreeg het gevoel geholpen te worden. Mijn Susanne gaf de laatste liefdevolle aanzet om door te gaan."
Inkijk
"Jongens, ga eerst maar weer eens een beetje water halen en een grote zakdoek. Hier moet iets heel ergs aan de hand zijn. Vogeltjes schrikken niet zo gauw en zijn bijna nooit bang, tenminste niet in dit kabouterbos, waar iedereen altijd lief is voor elkaar en iedere kabouter de ander helpt."
"Ja, hier wel", krijste het vogeltje opeens, "maar daar niet, nee, daar helemaal niet. Het was verschrikkelijk, heel erg verschrikkelijk."
"Vertel, vertel", zei opa Bart en je kon zelfs op het zachte mos een dennennaald horen vallen. Iedere kabouter hield de adem in en luisterde gespannen naar wat er zou komen. Daar was gelukkig het bakje water en de zakdoek. Het vogeltje dronk weer het hele bakje leeg en pakte met haar pootje de zakdoek en veegde haar oogjes af. Opa Bart vroeg gespannen: "Kun je ons nu vertellen wat er is gebeurd?"
"Ja", zei het vogeltje, "ik zal het proberen." Toen kwam het hele verhaal. De rillingen liepen de kabouters over de rug. "We waren met twaalf vogels onder leiding van Bruin de Buizerd van het grote vogelparadijs, achter de Bonte Bergen, naar jullie op weg. Om jullie te zeggen, dat de Goede Fee over drie maanden naar jullie dorp wil komen." Dat was er uit. Het vogeltje moest even op adem komen. Ze had dagen geoefend om dit te kunnen onthouden. "Toen we al een paar dagen onderweg waren, kwam er een verschrikkelijke storm. We doken naar beneden en zochten een goede schuilplaats en hebben daar gelukkig de storm overleefd. Veel bomen waren omgewaaid en een heleboel vogels, eekhoorns, egels en zelfs herten hebben het niet overleefd. Het was ontzettend. We hebben een hele week gewerkt om de dode dieren onder bladeren en takjes te begraven. Dood en doodop waren we. Toen hebben we een dagje gerust en geprobeerd om een beetje bij te komen." De kabouters volgden gespannen het verhaal van het vogeltje. Ze wilden de woorden wel uit haar bekje trekken. Het vogeltje ging, nadat ze weer wat water had gedronken, verder. "Toen we bij het donkere bos in de buurt kwamen, zagen we al dat het daar helemaal mis was.