Sarina's geheim

Sarina de Jong overleeft de Tweede Wereldoorlog. Jaren later wordt zij echter in een parkeergarage neergestoken. Sarina heeft namelijk een geheim...
De in Australië geboren Dave, kleinzoon van NSB’er Klaas Mulder, krijgt van zijn tante Monica het verzoek om op zoek te gaan naar Sarina’s geheim. Monica gaat nog steeds gebukt onder de last van het oorlogsverleden van haar vader.
In Sarina’s geheim brengt het lot kinderen en klein-kinderen van de Joodse familie De Jong en de NSB’er Klaas Mulder bij elkaar. Lees mee met deze spannende zoektocht naar de waarheid, waarin al snel duidelijk wordt dat een oorlog meerdere generaties raakt.

Sarine Bouman is op 8 juli 1933 in Amersfoort geboren. Zij woont sinds 1959 in Bergen (N-H). Ze is getrouwd en heeft twee kinderen en twee kleinkinderen. In Amersfoort ging ze naar het Montessori Lyceum, waarna ze een opleiding tot apothekers-assistente volgde. Liever was ze zangeres geworden. Door de oorlog is daar niets van gekomen. In 2013 heeft ze haar autobiografie geschreven. Het boek is in 2015 uitgekomen.

‘Opschieten, doorlopen!’ schreeuwt een man in NSB-uniform. Kleine Sarina kan niet zo snel lopen.
‘Papa, papa, waar ben je, papa?’ Ze struikelt, mensen rollen over haar heen. Pop Wiesje is in de mensenmassa verdwenen. Ze begint onbedaarlijk te huilen.
 
Badend in het zweet wordt Sarina wakker. Haar keel is droog. De zoveelste nachtmerrie.
Ik moet nu een psychiater raadplegen, zo gaat het niet langer, denkt ze. In het telefoonboek vindt ze het telefoonnummer van een psychiater bij haar in de buurt. Nog even twijfelt ze, dan bijt ze door de zure appel heen en draait het nummer.
 
Met lood in de schoenen gaat Sarina de praktijk van dokter Den Bramer binnen. Ze overhandigt de assistente de verwijsbrief van de huisarts, die hij een jaar geleden geschreven heeft.
‘U kunt in de wachtkamer plaatsnemen,’ zegt de assistente.
In het blad Psychologie staat een artikel over slapeloosheid. Nog voordat ze een letter gelezen heeft, gaat de deur open en verschijnt dokter Den Bramer in de deuropening.
‘Gaat u mee, mevrouw de Jong?’
Als ze hem gevolgd is, zegt hij: ‘Neemt u plaats, wat kan ik voor u doen?
‘Ik slaap slecht, dokter. Al jaren heb ik dezelfde nachtmerrie.’
‘Waar gaat die nachtmerrie over?’
‘Ik ben een klein meisje. Met mijn papa loop ik in een lange rij. Een NSB’er loopt naast ons en roept luid dat we door moeten lopen. Ik struikel, mensen vallen over mij heen. Ik raak mijn pop en mijn papa kwijt. Huilend word ik wakker.’
‘Uit uw verhaal begrijp ik dat u van Joodse afkomst bent.’
‘Ja, dokter.’
Dokter Den Bramer valt even stil, dan zegt hij: ‘Heeft u uw vader nog teruggezien?’
‘Nee dokter, hij is in Auschwitz vergast.’
‘En uw moeder, wat is er met haar gebeurd?’