Het is gevoelig en krachtig. Wel jammer van de vele spelfouten.
Ik kijk uit naar het volgende deel!
‘Moet je horen’, zegt hij en haalt een gulden uit zijn portemonnee. ‘Zie je die gulden?’ Die zie ik. ‘Die is voor jou als je die sinaasappel in één keer in je mond kunt steken. Kun je dat?’ Nou, dat is niet zo gek, denk ik. Voor een gulden kan ik bijvoorbeeld weer een pakje shag kopen. Dus ik pak, zonder te antwoorden, de sinaasappel en stop hem achter mijn voortanden. Met volle mond kijk ik triomfantelijk om me heen. De hele tafel barst in lachen uit. Mooi zo, ik ben meteen al populair. Maar tot mijn ontzetting strijkt de zwartgetruide spelleider met één hand de gulden van tafel de andere hand weer in, trekt zijn portemonnee uit de broek en laat het geldstuk er achteloos invallen. Een en ander nog steeds onder gelach van de omstanders, met inbegrip van de minzaam lachende groepsleider aan mijn andere zijde. Die vindt het wel mooi, zo’n vrolijke bende aan tafel. Maar ik ben verbijsterd. Zoveel onrecht, dat kán toch helemaal niet? Eerst wordt me de tabak uit de kast gejat en nu heb ik eerlijk een gulden gewonnen en die krijg ik niet eens! Speelschuld is ereschuld, weet ik uit de stripboeken. Hier niet. Eerlijk, je moet altijd eerlijk zijn. Ik ben altijd eerlijk want eerlijk duurt het langst. Hier niet. Hier word ik bestolen en daar word ik ook nog eens om uitgelachen!