Samenvatting
Kater Bolle durft vanwege mishandeling niet meer bij mensen te wonen. Hij leeft daarom in de tuinen van een huizenblok in Amsterdam.
Op een dag ziet hij de poes Molly. Hij weet meteen dat hij bij haar wil blijven. Met veel geduld weet hij het hart van Molly te winnen. Hij mag zelfs bij haar en haar mensen in huis komen wonen.
Maar Molly is oud en ziek en heeft niet lang meer te leven. Na haar dood moet Bolle in zijn eentje samenleven met mensen. Mensen waar hij zo bang voor is.
Bolle vertelt in dit boek zelf zijn verhaal. Een verhaal over verlies en verdriet, maar vooral over liefde en vertrouwen.
Over de auteur
Francisca van den Bosch (1966) woont in Amsterdam. Ze is dol op katten, lezen en schrijven. Ze leeft volgens de uitspraak van Logan Pearsall Smith: “Some say life is the thing, but I prefer reading”. Volgens haar is de wereld in een boek te vinden. Een boek lezen is op reis gaan in je eigen hoofd. Via een boek kun je overal naar toe en iedereen leren kennen. Leren kennen leidt tot begrip en begrip leidt tot respect.
Over katten wordt vaak geschreven, maar ze komen nog niet zo vaak zelf aan het woord. Terwijl ze zo veel te vertellen hebben. Francisca hoopt dat door het boek van Bolle meer mensen zich bewust worden van de emoties van dieren, en natuurlijk in het bijzonder van katten. En wat is er nou mooier dan de gedachten- en gevoelswereld van een kat, weergegeven in een boek?
Productinformatie
- ISBN
- 9789464311815 / 978-94-643-1181-5
- Uitgeverij
- Boekscout
- Verschijning
- 26-03-2021
- Taal
-
Nederlands
- Genre
- Dieren
- Uitvoering
- Paperback
- Pagina's
- 104
- Formaat
- A5
- Illustraties
- Ja
Inkijk
Daarom keek ik naar de mensen, om ze te laten weten dat er iets aan de hand was.
Ze kwamen erbij en hielpen Mol weer op haar pootjes.
Ik bleef net zo lang bij haar, tot ze weer wist wie ze was en waar ze was.
Pas toen ze weer op de vensterbank lag en in slaap begon te vallen, sprong ik van het buro af.
De mensen waren verbaasd.
Ze aaiden me en zeiden dat ik een lieverd was.
Echt waar? Dat had nog nooit iemand tegen me gezegd.
Ik bloosde een beetje, maar gelukkig kon je dat niet zien, doordat mijn vacht zo dik is.
Op dat moment leerde ik een nieuw woord.
Dat woord is vertrouwen.
Het is een mooi woord. Het hoort bij het woord liefde.
Ik wist dat de mensen me nu vertrouwden met Mol.
Mol vertrouwde mij. En ik haar, natuurlijk.
Ook wisten we nu allemaal dat ik op Mol paste.
En dat Mol en ik bij elkaar hoorden.
We waren niet meer twee losse katten, maar een stel.
Een kattenstel.
Ik durfde de mensen toen nog niet helemaal te vertrouwen.
Maar wel alvast een beetje.