Samenvatting
Landknecht Claes gaat te paard naar Brugge, om voor bloedgeld een doodvonnis uit te voeren. Met grote weerzin, maar alles om zijn zus en haar kinderen te redden van de hongerwinter. Brugge nadert en Claes’ dilemma groeit. Hij kán gewoon niemand doden, zelfs geen moordenaar, maar hij moet wel. Onderweg wordt Claes smoorverliefd op herbergierster Mette. Beiden weten niet dat het gaat om haar jongere broer. Die was betrapt met bebloede handen en de jonkheer trad op als kroongetuige. Plots meldt zich een geheimzinnige persoon. En nóg een… Voltrekt Claes het vonnis? En op wie valt dan de bijl? Wat doet Mette? En overleven de zus en de kinderen?
Over de auteur
‘Rekenen bedroevend, maar een kei in taal.’ Dat kreeg Leo Eijkhout vaak te horen tijdens zijn schooljaren. Schrijven vormde tijdens zijn hele loopbaan een rode draad: vakinhoudelijk, wervend, verhalend. En nog tot op heden lopen ze weg met zijn voetbalcolumns, liedteksten en cabaretjes. Maar deze laatbloeier-van-het-eerste-uur vindt ook zo veel dingen leuk om te doen: muziek, industrieel antiek, voetbal, mentoring. En zo is hij ineens 66, een goed moment om eindelijk zijn boek te schrijven: een spannende historische roman op het Vlaamse platteland, winter 1711.
Productinformatie
- ISBN
- 9789464501421 / 978-94-645-0142-1
- Uitgeverij
- Boekscout
- Verschijning
- 10-12-2021
- Taal
- Nederlands
- Genre
- Romans
- Uitvoering
- Paperback
- Pagina's
- 188
- Formaat
- A5
- Illustraties
- Nee
Inkijk
De wacht vermoedde wel dat Claes geen edelman was, maar hij ging hoog te paard en dat boezemde ontzag in.
‘Geen zorg, heer wachter, ik heb overnacht in herberg De Doorkomst, komende van Aalst,’ antwoordde Claes.
De poortwachter verstijfde even en wendde zich tot zijn kompanen, die inmiddels ook buiten waren.
‘Dat is de herberg van Hemmersen, toch?’ en de andere wachters beaamden het.
‘Dat is een opmerkelijk toeval, heer,’ sprak de wachter, ‘want met de zoon van die herbergier is iets ernstigs aan de hand. Hij is deze week veroordeeld voor een drievoudige moord en wordt hedenmiddag ter dood gebracht op het schavot, hier aan de Markt.’
Claes werd op slag duizelig en klemde zijn benen aan het paard, om er niet af te vallen. Het dier reageerde direct door onrustig te trappelen. Oh wee… wát zei die man daar? De zoon van de herbergier? Dat moest dan de broer van Mette zijn. En die moest hij vandaag terechtstellen. Wat een verschrikkelijke samenloop! Het raasde in zijn hoofd en Claes wist niet wat te antwoorden, maar gelukkig hernam de praatzieke wachter het woord.
‘Een jongen nog eigenlijk en dan zo’n ernstige misdaad. Maar ja, ben je oud genoeg om de daad te plegen, dan ben je oud genoeg om de straf te ondergaan. Nu zal hij boeten voor wat hij heeft aangericht. Het is jammer dat wij wachtdienst hebben, ik was vanmiddag graag gaan zien hoe hij de kraaienmars blaast.’
‘Inderdaad zeer ernstig,’ sprak Claes vlak. Hij had zich herpakt.
‘Maar laat u mij passeren, heer wachter, men verwacht mij, ik heb een dringende afspraak in de binnenstad.’