bundel.
Het is spannend en grappig en met leuke plaatjes.
Een aanrader als (voor)leesboek
Als ik blijf staan en hij ziet me, zou hij mij oppakken alsof ik een knikker ben! Ik wil naar mijn broer toe rennen zodat mijn broer op mijn schouder kan gaan zitten. Dan kunnen we hier snel weg. Opeens vraagt hij mij telepathisch: ‘We gaan toch niet wegrennen, hè?’
‘Waarom niet?’ denk ik terug.
‘Dit kan toch niet alles zijn wat een reus groot maakt? Er moet iets anders zijn!’ denkt hij paniekerig naar mij.
Net op dat moment hoor ik: ‘Ik ruik kinderen!’ De reus staat op. De stoel schuift weg. Ik kan net op tijd wegspringen voordat de andere stoelpoot mij raakt. Ik kan geen Freeze doen en wegrennen tegelijk!
En dan sta ik oog in oog met de reus. Ik ren met mijn topsnelheid weg. Maar de reus maakt zulke grote stappen dat hij zo bij mij is. Ik moet zigzaggend rennen! Dan weet de reus niet waar ik heenga. Ik weet eigenlijk ook niet goed waar ik heen moet rennen. Ik kan mijn broer toch niet achterlaten? Maar mijn broer moedigt mij alleen maar aan: ‘Rennen, broertje! Maak je over mij geen zorgen!’
Dus ik ren. Nog sneller dan ik normaal doe. Eerst naar rechts, dan links, dan weer rechts en dan draai ik mij om en loop tussen zijn benen door. Net op dat moment doet mijn broer zijn handen naar voren en maakt de vloer nat.
De reus is zo hard bezig naar mij te zoeken dat hij het water niet ziet. Hij probeert zich om te draaien en glijdt uit. Met een harde knal landt hij op de vloer. Zou donder en bliksem veroorzaakt worden door vallende reuzen?
Veel tijd om hierover na te denken heb ik niet. Ik zie een kier in een muur en kruip erin. De reus kan er niet bij. Misschien ben ik hier wel veilig. Hier kan ik even op adem komen. Mijn hart bonkt zo hard dat ik denk dat zelfs Jacob mij horen kan.