Met beide handen duwde Jess een zwarte deur open, waardoor ze in een enorme ruimte terecht kwamen. Met grote ogen keek Nora naar boven, verbaasd hoe zo’n constructie in de lucht verscholen kon zitten.
Naast de koud, gaven de meters hoge kleine raampjes het gevoel alsof ze de nacht buiten niet verlaten hadden, de stenen muren slechts verlicht door de kaars die Jess aanstak boven de ronde tafel midden in de ruimte. Ondanks planken vol glazen potten en versleten interieur dat door de hal verspreid stond, voelde het hol aan. Zo hol dat Nora niet raar opgekeken had als haar voetstappen een galm hadden veroorzaakt op de stenen vloer.
Jess schudde haar colbert uit en gebaarde Nora om op een van de stoelen plaats te nemen. ‘Sorry voor de troep,’ zei ze. ‘We hadden geen tijd om het wat aangenamer te maken voordat je kwam.’
We.
Toen Nora al een paar aarzelende stappen richting de tafel had genomen, viel haar oog pas op een beweging achter in de kamer. Met moeite probeerden haar ogen herkenningspunten te vinden in de schaduw, maar alles wat ze uit de vorm op kon maken was een persoon in een lange jas, de capuchon over het gezicht getrokken.
Ergens diep in haar geheugen kwam de zee blauwe stof haar bekend voor, maar ze kon niet plaatsten waar ze het eerder had gezien.