Wat een avonturen zeg!
Ik kan niet wachten tot ik nog eens mag babysitten en voorlezen!
We volgen Nestje weer, een ratteke uit de Antwerpse ruien die samen met zijn beste rattekes vriend Pistache de meest spannende en vrolijke avonturen beleeft boven en onder de grond. Nestje leeft in het Middeleeuwse Antwerpen, waar fantasie, sagen, mythen en legenden hand in hand gaan met die prachtige oude Antwerpse folkore.
Als Antwerps dialectgids wilde Patrick Van Ouytsel Antwerpse sagen en legenden bij iederéén brengen die deze geweldige folklore vergeten is maar vooral bij de allerjongsten. Met de reeks van Nestje e ratteke uit de ruien begeven we ons met zijn allen in deze magische wereld waar een kind nog kind kan zijn en waar grote mensen graag in zullen vertoeven. Lees jij ook weer met ons mee?
Wanneer Nestje wakker wordt, is het een nacht zoals elke nacht in de ruien. Hij kijkt rond en ziet dat Pistache en tante nog liggen te snurken. Nestje glimlacht. Ik laat ze nog wat slapen, de twee slaapkoppen, denkt hij, en terwijl strekt hij zich uit en vraagt zichzelf af: waarom toch? Waarom wilde die heks mij dood? En waar zou die gemene, op wraak beluste, valse kater zitten? Nestje heeft zoveel vragen … Vragen waarop ons klein dapper ratteke nu nog geen antwoorden heeft of antwoorden kan bedenken. Toch weet hij één ding heel zeker: hij wil antwoorden op zijn vragen, en die antwoorden zal hij krijgen. Nestje is nu niet bepaald van plan het hierbij te laten. Dat verzekert hij zichzelf, terwijl hij het hol van tante op stille rattenpootjes verlaat.
Nestje loopt en wandelt en zwemt af en toe van rui tot rui en belandt zo aan de rui die boven komt nabij de Heksenberg, nu de Bloedberg genoemd. Zou het langs hier zijn dat Pieter de ruien inkomt?, vraagt Nestje zich af. Het is pikkedonker in de grotemensenwereld. Een zwarte hemel met veel glinsterende stenen, ook wel sterren genoemd, ziet Nestje. Toch ook prachtig, denkt hij. Wel koud, kouder hier dan beneden bij ons in de ruien.
Nestje loopt naast de Palingrui over het bruggetje, de Palingbrug, en komt zo via de Heksenberg in de Kuipersstraat terecht. Overal op de grond liggen restjes van kaas en ander lekkers. Muizen en ratten doen er zich aan te goed. Nestje voelt aan zijn buikje.
‘‘k Heb nog niet ontbeten en er grolt wat hier’, glimlacht hij.
En zo rap zijn pootjes hem kunnen dragen, zet Nestje zich mee aan het gratis ontbijt voor muizen en rattekes op de straten in (h)Antwerpen!
Enkele uren vroeger in de Kuipersstraat …
Glibberig, vettig en nat, voelt de vacht aan van Napsjaar in dat donkere vat. Het vat, in die tijd “kuip” genoemd, was leeg toen de kater erin kroop, maar de grote mensen vulden het met vis. Grote, glibberige, spartelende, zilvergrijze vissen, met blinkende schubben. De ene vis al wat groter dan de andere. Het was een feestmaal voor een kat in een vat! Je hoorde Napsjaar zeker niet klagen.
‘Zo makkelijk kwam ik nog nooit aan mijn maaltijd’, miauwlachte Napsjaar. ‘Hoe zeggen ze dat ook alweer? Een kat komt altijd op z’n pootjes terecht. En zeker wanneer ik met mijn pootjes in een vat vol vers gevangen vis terecht kom. Een kattenleven kan toch goed zijn!’
En met deze gedachte doet Napsjaar zijn ene groene kattenoog dicht en valt hij in een diepe, diepe kattenslaap. Napsjaar is zo diep in zijn kattenslaap verzonken dat hij niet voelt dat hij met vat en al op een kogge, een schip van die tijd, wordt gezet met koers naar een voor hem onbekende bestemming, want al wat deze kater doet, is verder ronken en dromen, dromen van wraak op e ratteke uit de ruien. En door zijn dromen heen dansen schimmen van heksen die vliegen op bezemstelen, koene, moedige, dappere ridders op grote paarden met getrokken zwaarden en een ambetante, grote hond!
De regels van ’t straat zijn simpel, maar keihard. Wanneer iemand je wil slaan, zorg je ervoor dat je eerst slaat. Wanneer iemand je slaat, sla je harder terug. Breekt hij je arm, breek jij zijn been en trekt hij een mes, sla je hem in elkaar met een baseball bat. Daarbuiten is het overleven en dat doe je alleen als je de sterkste of de slimste bent, al heeft geluk er natuurlijk ook mee te maken en is een mix van beide nog het beste. Ik ben opgegroeid in de jungle van ’t stad, een kind van ’t straat en al op zeer jonge leeftijd wist ik waar er naam en faam te maken viel en waar het geld dan ook voor het oprapen lag.
Alles draaide om reputatie en eens die verworven was, kwam de rest vanzelf. Ge moest er alleen de ballen voor hebben om het te gaan oprapen en om jezelf die rep te bezorgen.