Samenvatting
Op een aangrijpende wijze doet Anne de Leeuw uitgebreid verslag van een korte, maar heftige periode in haar leven waarin het even helemaal misging. In het voorjaar van 2013 beviel zij van een dochter. Een aantal weken na de bevalling komt Anne echter terecht in een nare situatie. Zo beleeft zij een manische psychose en krijgt ze de diagnose van bipolaire stoornis. Hoe gaat zij hiermee om? Lees haar openhartige verhaal dat door de toegevoegde brieven, aantekeningen, associaties en foto’s vlot wegleest. Alles is een liedje is een inspirerend en autobiografisch boek waaruit blijkt dat de mens een veerkrachtig wezen is.
Over de auteur
"In 1981 ben ik geboren in een klein dorp. Na vele omzwervingen door het land woon ik nu met mijn vriend en dochtertje in Den Haag. Van kleins af aan speel ik piano en uit ik mijn creativiteit door te schrijven. In 2013 kreeg ik kort na de bevalling een manische psychose. Hoewel het onderwerp zich onverwachts aankondigde, gaat met de verschijning van dit boek mijn lang gekoesterde wens in vervulling."
Inkijk
Bang, boos en verward stormde ik naar buiten. Keihard smeet ik mijn mobiel in de bosjes om te laten zien dat ik die niet nodig had. Een paar medepatiënten keken verschrikt op, maar zeiden niets. Het leek wel alsof mijn aanwezigheid hen helemaal niets deed. Ik liep een paar keer heen en weer over het gras. Toen ik besefte wat ik had gedaan, wilde ik mijn mobiel weer terugvinden. Met mijn armen wild heen en weer maaiend, zocht ik tussen de lage struikjes naar mijn kostbare bezit. Hoewel de muziek nog doorspeelde en ik op het geluid af kon gaan, kreeg ik het ding maar niet gevonden. Het moet er gek hebben uitgezien. Op het moment dat ik de wanhoop nabij was, verscheen Luuk en hij wilde mij helpen met zoeken. Na een poosje vond ik mijn mobiel. Terwijl ik die oppakte, hoorde ik juist Bram Vermeulen zingen: “Ik ben bang, bang, bang dat ik niet meer wakker word.” Angstaanjagend was dat. En nogal typisch, gezien de angstige en psychotische nacht die ik had beleefd. Luuk en ik liepen naar binnen. Hij verbleef al enige tijd in de kliniek. Ik vroeg hem of hij even tegen mij wilde blijven praten terwijl ik weer wat ging eten aan de tafel. Terwijl hij kletste, moest ik ervoor zorgen dat ik mijn bord leeg at. Anders waren mijn gedachten alweer afgedwaald en zou ik weer opstaan en weglopen. Luuk werd enorm door mij voor het blok gezet. Hij was al niet zo'n prater, maar toch begon hij hakkelend te vertellen: “Nou...eh...ik ben dus Luuk...en we zitten hier in de kliniek... het is mooi weer vandaag...en eh...je houdt van muziek..." Hij kraamde nog veel meer onzinnigheden uit, maar hij deed het voor mij. En dat waardeer ik nog steeds...