Samenvatting
Na een droom over een mysterieuze jongen wordt Annes leven volledig overhoop gehaald. Ze wordt gevangengenomen door vrienden die zogenaamd het beste met haar voor hebben. Als ze denkt dat haar einde nabij is, wordt ze ineens wakker bij een moordlustig volk. Hun bovennatuurlijke krachten hebben haar gered. Maar haar problemen zijn nog lang niet over. Sterker nog: hier begint het pas.
Over de auteur
"Als klein kind zat ik altijd in mijn eigen fantasiewereldje waar alles kon en waar alles mogelijk was. Ik was erg teleurgesteld toen ik merkte dat ik in het echte leven niet kon vliegen (wat dus wel mogelijk was in mijn fantasie). Dus daarom besloot ik een verhaal te schrijven waarin de hoofdpersonen wel konden vliegen. Wat begon als: eventjes een wereldje beschrijven, is geëindigd in het schrijven van een heel boek."
Inkijk
Ik rende. Ik wist niet waar ik naartoe ging, ik wist alleen dat ik moest rennen. Steeds sneller ging ik, maar het was niet snel genoeg. Ik hoorde iets achter me. ‘Amra, Amra’, zei het.
Ik rende zo mogelijk nog sneller. Ik werd vastgepakt. De achtervolging was al voorbij. ‘Eindelijk Amra, jemig wat ren jij hard van me weg’, hijgde hij.
Nu pas zag ik dat de achtervolger een jongeman was. Hij leek een beetje op mij. ‘Wie ben jij?’, vroeg ik verschikt. Ergens kwam hij me bekend voor, maar ik kon niet achterhalen waar ik hem van moest kennen. ‘Herken je me niet, Am? Ik ben het, Achiel’, zei hij alsof dat alles verklaarde.
‘Oké, ik weet nog steeds niet wie je bent, maar je hebt de verkeerde voor je. Ik heet Anne, geen Am of Amra’, zei ik geïrriteerd.
‘Oké, Anne, ik weet dat dit heel maf klinkt maar mag ik alsjeblieft even je gezicht zien in het licht’, zei Achiel aarzelend.
‘Ehh, ik weet het niet hoor. Het klinkt wel heel maf’, zei ik.
Hij keek me daarop heel smekend aan. ‘Alsjeblieft, alleen je gezicht zien kan toch geen kwaad’.
Ik lachte een beetje. Ik wist niet echt wat ik ervan moest vinden. ‘Vooruit dan maar, mafkees. Maar daarna ben je weg, begrepen?’, zei ik uiteindelijk maar.
‘Natuurlijk’, zei hij stralend, ‘ik ben daarna meteen weg, beloofd. Kom je nu mee naar het licht?’
En zo liep ik naar een open plek toe. Het was echt een prachtige open plek in het bos, en in het midden ervan scheen licht. Op het moment dat ik daar aankwam, zei de jongen alleen nog een keer ‘dank je’, en toen was hij weg.