Samenvatting
Wij leren Harry kennen, zittend in zijn comfortabele stoel waarin hij telkens flashbacks ervaart. Van jongs af aan wordt Harry al geconfronteerd met zijn bijzondere paranormale gave. Deze gave wordt later schandalig misbruikt door een organisatie die zich na de Tweede Wereldoorlog ondergronds ontwikkelde aan de hand van denkbeelden uit diezelfde periode. Denkbeelden die ieder zinnig denkend mens tot waanzin zouden drijven. Geniale perfectie dringt door in de onzichtbare wereld van geest en ziel. Onschuldige mensen raken verstrikt in een wereld van waan en fantasie terwijl Harry afdaalt naar de krochten van de hel om zijn opdracht uit te voeren.
Over de auteur
John Muller (1945) is afkomstig uit Rotterdam en sinds een aantal jaren wonend in Drenthe, waar hij als vrijwilliger werkt in een museum. John schrijft al jaren korte verhalen, maar na een periode van verplichte rust komt hij eindelijk toe aan het schrijven van een boek. Zijn interesse voor geschiedenis, het buitenaardse en het paranormale, komt in zijn eerste boek heel herkenbaar naar voren. Hij is bovendien een onderhoudend verhalenverteller.
Inkijk
Ik schatte de breedte van de trap op ongeveer twee meter en telde in ieder geval minstens twintig treden. Het zouden er uiteindelijk zeventig blijken te zijn. Na de eerste inventarisatie begon ik aan de beklimming. Naar boven, naar boven, naar boven. Met deze gedachte centraal in mijn hersenen geprent, waren de eerste vijftig treden geen bezwaar, maar toen ik daarna even de concentratie verloor en ik achteromkeek, zag ik dat een aantal onooglijke figuren bezig was mij in te halen op de trap. Ik trachtte te versnellen, maar toen versnelden deze gedrochten ook. Ik begon inmiddels ook een beetje in ademnood te komen door al dat klimmen en zag plots een hand met vier vingers, die probeerden mij bij de kuiten vast te pakken. In een reflex stopte ik, draaide mij een halve slag om en schopte uit alle macht naar het wezen dat het dichtst bij mij was. Ik voelde geen weerstand, maar zag wel dat het gedrocht de trap aftuimelde. Een tweede exemplaar had intussen kans gezien zich aan mijn rechterarm vast te klampen. Ik maakte een zwaaiende beweging en sloeg het wezen met al mijn kracht te pletter tegen de marmeren trap. Een gesis werd hoorbaar. Ik zag een paar wezens verschrompelen en opgaan in rook en gesis. Ik kreeg even dat overwinnaarsgevoel, maar dat verdween op slag toen ik naar boven keek. Boven aan de trap stond een vrouw, zo mooi, dat een blik van haar voldoende zou zijn om je te laten smelten. Ze keek roerloos omlaag en zag hoe mijn persoontje probeerde de laatste treden te beklimmen. Wie was die vrouw? Wat wilde zij van mij? Op dat moment viel er een enorm gat in de laatste twee treden, waardoor ik niet verder omhoog kon.
"Fout, Harry", hoorde ik haar zeggen.