Mijn tranen zitten hoog vandaag. Anna is al een poosje bezig met haar SPV’er om haar wensen rond overlijden en begrafenis op papier te zetten. Ze komt bij me op mijn werkkamer.
"Mam, ik wil dit liedje ook graag horen en zoek jij dan ook nog een liedje voor me uit? Je weet toch welke kist ik wil, hè, mam?"
Als ze de deur weer uitgaat, breek ik en mijn tranen zijn niet te stoppen. Dit is niet oké, dit is niet zoals het hoort. Niet nu, niet op deze leeftijd.
Anna stormt weer binnen. Ik probeer zo snel mogelijk weer neutraal te kijken.
"Mam, jij zoekt een liedje uit waarin iedereen kan horen hoe wij geloven in God, toch?"
"Mam, je moet me opbaren in huis, hoor. Mag ook in de schuur, maar niet in zo’n aulacentrum, hoor, dat vind ik eng. Daar heb ik zulke horrorverhalen over gehoord en gelezen! Niet doen hoor, mam, dat wil ik niet. En mam, je weet welke kist ik wil, hè?"
Tussen al haar wervelende bezoekjes in en uit mijn werkkamer probeer ik mijn tranen steeds te verbijten. Ze merkt ook niets. Ze heeft het te druk. Maar ik wil dit niet, nu niet, nog lang niet. Struisvogelpolitiek, maar niemand gaat vol vuur zijn of haar begrafenis in kaart brengen, laat staan die van je kind!