Samenvatting
Ze recht haar rug, de namiddagzon schijnt door de opening tussen de appel- en de kersenboom precies op haar hals. Een lange gebruinde hals met een dun gouden kettinkje boven een diep uitgesneden rode jurk van grof katoen. Ze sluit haar ogen, als een vogel die voelt dat hij dadelijk gepakt wordt. Maar ze wordt niet gepakt. Ze heeft alles onder controle. Alsof ze bescherming gekocht heeft. Haar kan niets gebeuren. Haar man zal niet durven definitief weg te blijven. Hij durft haar ook niet werkelijk lastig te vallen.
Over de auteur
Antonie Canters (1957) werd uitgenodigd een verhaal uit zijn adviespraktijk op te schrijven. Hierbij was niet voorzien dat Bruno, adviseur bij een onteigening in Krabbenstad en de hoofdpersoon in deze novelle, zelf de grond onder zijn voeten lijkt kwijt te raken.
Inkijk
Hij geeft geld uit en er komt geld binnen, maar een balans en een winst- en verliesrekening kan hij niet presenteren. Dit land is hem altijd vreemd gebleven. Hij en zijn vrouw leven op zichzelf. Zelfs de Chinese gemeenschap, waarin men elkaar zo vaak steunt, heeft hij op afstand gehouden. Hij staat er alleen voor. En de gemeente controleert haar stappen slechts op juridische houdbaarheid. Na goedkeuring volgt de bulldozer.
Ik heb de tekening aan de muur gehangen. Meer durf ik nauwelijks te denken. Dit is een foltering. ‘Stuur hem elke maand een tekening!’ De jongen kan nog niet schrijven, alleen zijn naam. Hij vindt het geweldig om een tekening te sturen. Dat is het ook. De overbuurvrouw staat voor het raam. Als een bejaarde beer in een circuskooi. Weet niet beter en kan niet meer. Ik zet stappen in de kamer en denk over een ontsnapping.
Sommige vrouwen kunnen niet anders dan flirten: kleding, lach, en vooral die blik, ze bedoelen daar niets ernstigs mee, zo zijn ze. Hun lichaam staat naar flirten, daar kunnen ze niets aan doen.