Samenvatting
Elk jaar brengen Rats en Marko met hun ouders de zomervakantie door in hun vakantiehuisje in de hoge Alpen. Ook dit jaar belooft het een heerlijk ontspannen vakantie te worden. Totdat dicht bij het huisje een levensgevaarlijke bruine beer wordt waargenomen. Oppassen is het devies. Ver van huis zijn ze echter onverwacht als enigen getuige van een ongeluk in de bergen. Er is geen andere keuze dan samen hulp te gaan bieden. Dit brengt hen akelig dicht in de buurt van de plek waar de beer is gesignaleerd. Maar dat is misschien nog maar het minste gevaar dat ze daar zullen meemaken...
Over de auteur
"Naast mijn werk als duurzaamheidadviseur ben ik gepassioneerd bergsportliefhebber. Zomers maak ik met mijn gezin prachtige trektochten door het hooggebergte in de Alpen. Tijdens wandelingen door het Zwitserse Wallis en het Italiaanse Gran Paradiso vertelde ik mijn kinderen het verhaal waar dit boek de resultante van is. Een razend spannend avontuur van twee dappere kinderen in het Zwitserse hooggebergte. En ik hoop een mooi boek om te lezen voor kinderen van 7 tot 11 jaar oud."
Inkijk
Opeens kreeg Marko schrik van zijn leven. Zag hij dat goed? Hij keek nog eens! Was het verbeelding of droomde hij nog? Nee, hij had het goed gezien! Daar was het weer! Beneden op de gletsjer bewogen twee lichtjes heen en weer. Wat was dat nou? Wat was daar aan de hand? Hij keek nog eens, maar het was waar! Hoewel het moeilijk te schatten was, dacht hij dat ze maar een paar honderd meter van hem vandaan waren. De lichtjes bewogen als dansende vuurvliegjes langzaam heen en weer en leken steeds dichterbij te komen. Verstijfd van schrik staarde Marko naar de bewegende lichtjes, diep beneden hem, midden in het nachtelijk duister. Met een harde schreeuw riep hij de grot in.
‘Rats, Rats, wakker worden: kom eens buiten kijken!’
Diep in slaap drong Marko’s stem bruut binnen in haar droomwereld. Slaapdronken kwam Rats omhoog. Ook zij was even de kluts kwijt. Waar lag ze en wat was dit voor een vreemde omgeving? Toen in een flits wist ze het weer. De gletsjer, de neergestorte heli, het verdwalen en de grot.
Daar was Marko’s stem opnieuw.
‘Rats, Rats, kom nou toch kijken. Snel!’
In Marko’s stem klonk nu angst door. Wat was er aan de hand? De beer, schrok ze, hij zal toch niet op dit moment de beer zien? Ze sliepen hier in een grot en hoewel een beer niet graag op de gletsjer komt, was ze er nu allerminst zeker van dat hij deze grot ook niet als zijn slaapplaats had uitgezocht.
Vliegensvlug kwam ze overeind.
‘Wat is er, Marko?’
‘Daar, daar‘, wees Marko, ‘kijk lichtjes!’
Aandachtig keek Rats in de richting die haar broertje wees. Nu zag zij het ook. Twee kleine lichtjes. Dansend, knipperend, geheimzinnig. Wat was dat? Het leken wel spoken. Angstaanjagend trefzeker naderden ze de kinderen. Als schimmige ogen van onbekende monsters. Maar monsters bestonden niet, dat wisten ze zeker.
Dit kon niets anders betekenen dan dat twee mensen onderweg waren naar deze grot, midden in de nacht. Een paar seconden stond Rats versteend.
'Mensen!', fluisterde ze. 'Er komen mensen op ons af!'