Samenvatting
"Een lege kogelhuls, waarvan de kogel voor mij bedoeld was en het gele slipje dat mijn vriendin droeg toen ze me bedroog, dat waren mijn souvenirs van mijn veldtocht in Vietnam toen ik in de zomer van 1970 alleen thuis kwam."
In de gepolariseerde jaren zestig was je óf links óf rechts en al snel een activist. De journalist Daan van der Staaij kan zijn opvattingen niet kwijt in zijn krant. Onder invloed van de Vietnamoorlog radicaliseert hij. Met Lot Verbrugge een geadopteerde Vietnamese - besluit hij haar familie te gaan zoeken. Wachten tot na de oorlog heeft geen zin, niemand weet wanneer de strijd voorbij is. Hij vindt wat zij zocht en zij doet wat hij ooit wilde.
Over de auteur
"In 1972, nog voor het eind van de Vietnamoorlog, stonden de eerste zinnen van THUISFRONT op papier. Veertig jaar later zette ik er een punt achter. Een loopbaan als journalist bij radio en televisie en als docent journalistiek verdrong vaak het werk aan het verhaal. Mijn generatie verwierf haar politieke inzichten mede door die oorlog, het geweld in het Midden-Oosten en Zuid-Amerika. Het gemak en het vernuft waarmee mensen bereid zijn beschaving en cultuur te vernietigen is even fascinerend als verbijsterend."
Inkijk
Lot herinnerde zich praktisch niets meer van Vietnam. Eén beeld keerde vaak terug vlak voordat ze insliep. Een knetterend vuur met loeiende vlammen zag ze dan. Ze hoorde er ook altijd geschreeuw bij. Ze kon niet bewegen, want ze werd stevig vastgehouden. De hitte sneed haar de adem af, maar wat er brandde of wie er luid riep of riepen, wist ze niet. Vaak ging ze laat naar bed, van moeheid zou ze snel inslapen en aan het vuurvisioen ontsnappen.
Dat woord gebruikte ze ‘vuurvisioen’. Ik had nooit visioenen, het maakte haar nog exotischer.
‘Misschien heb ik als baby een bombardement meegemaakt en lag ik te slapen. Toen ik in 1948 geboren werd, verkeerde ons land in oorlog.’
Haar ogen toonden een moment diezelfde verslagenheid, die ik herkende van foto's van oorlogskinderen: een vroegrijpe berusting.
‘Huiveringwekkend. Ik weet niet wat ik zeggen moet. Ik weet eigenlijk niet wat oorlog is. Bizar’, zei ik. Mijn verliefdheid golfde met een rush door mijn aderen. Soms reageerde ik meer op bepaalde woorden dan op de inhoud van haar verhaal. Ik vond haar zo mooi en kwetsbaar. Haar manier van spreken met die sierlijke gebaren. Ze wond me verschrikkelijk op.
Haar biologische ouders overleden toen ze nog een baby was, volgens haar tante. De zus van haar vader zorgde voor haar tot haar tweede verjaardag, daarna was er geen geld meer voor haar opvoeding. Het bedrijfje van haar tante, in eenden en kippen, liep slecht en het watermarionettentheater leverde alleen maar verliezen op. De tante besloot Lot ter adoptie aan te bieden.
‘Je bent een weeskind’, constateerde ik, ‘zoals zoveel kinderen in Vietnam’, voegde ik er langzaam toe, met een hand voor mijn mond in verbijstering.