Samenvatting
Over de auteur
Dick Bello (1952) is een geboren Amsterdammer en woont met zijn vrouw en twee dochters sinds 1978 in Lelystad. Hij is inmiddels een gepensioneerd oud ING-medewerker en had nooit gedacht zelf ooit een boek te schrijven. Zijn ervaring met de ontoereikende zorg voor zijn dementerende moeder heeft hem echter hiertoe aangezet. Op een rake manier weet hij te omschrijven wat niet alleen zijn moeder heeft moeten doorstaan, maar ook wat hij als mantelzorger en zoon heeft moeten doorstaan. Het resultaat is een raak verhaal dat inzicht en steun biedt.
Productinformatie
- ISBN
- 9789464502091 / 978-94-645-0209-1
- Uitgeverij
- Boekscout
- Verschijning
- 07-01-2022
- Taal
- Nederlands
- Genre
- Romans
- Uitvoering
- Paperback
- Pagina's
- 218
- Formaat
- 16 x 24 cm
- Illustraties
- Nee
Inkijk
Het is zaterdag 16 juni 2018.
Gerda en ik zitten ’s middags op onze camping in Voorthuizen. Wij zitten gezellig in de tuin met vrienden te borrelen, als ’s middags om een uur of vier mijn mobiel gaat. Het is een verzorgster van het verpleeghuis. “Goedemiddag, meneer. Het spijt me u te moeten lastigvallen. Uw moeder is zojuist in de gang gevallen en met haar hoofd hard in aanraking gekomen met de deurpost van haar kamer. Ze heeft een grote hoofdwond en geeft aan dat ze veel pijn heeft aan haar arm, been en heup. Kunt u hiernaartoe komen of moet ik uw broer bellen. We hebben onze dienstdoende arts gebeld. Zij is reeds naar ons onderweg.”
Waar ik al die tijd zo bang voor was en de arts en de verzorgsters heel vaak voor heb gewaarschuwd, is nu dus toch gebeurd. Ma is gevallen. Ik heb zin om te gaan vloeken, maar houd me in.
Als ik van de schrik bekomen ben, zeg ik: “Ik bel mijn broer zelf wel. Ik zit momenteel in Voorthuizen en heb alcohol gedronken. Ik kan dus nu niet even snel in de auto stappen om naar het verpleeghuis te rijden.”
Ik bedank de verzorgster voor het bellen en bel mijn broer. Gelukkig is hij thuis.
Als ik hem vertel dat ma gevallen is, stapt hij gelijk in zijn auto en rijdt hij naar het verpleeghuis. Als Fred daar om vijf uur aankomt, belt hij me gelijk op.
“Bert, ma ligt nu al ruim een uur in de gang en heeft heel veel pijn. Vanuit een ander verpleeghuis is de aldaar dienstdoende weekendarts onderweg hiernaartoe. Zij zal de wond aan ma haar hoofd gaan hechten. Ze is er nog steeds niet. Er schijnt een behoorlijke file op de snelweg te staan.”
“Is er dan bij ma in het verpleeghuis geen dienstdoende arts aanwezig, Fred?”
“Nee, Bert.”
“Kan je dan niet beter een ambulance bellen, Fred? Ma kan toch niet zo blijven liggen?”
Mijn broer overlegt dit met de verzorgster.
“De verzorgster zegt dat de arts nu ieder moment hier kan zijn, Bert.”