Na zijn eerste bundel korte verhalen (Het verbond tegen meedogenloos mooie jongens) was er reden uit te zien naar de volgende. Ditmaal bitterzoete verhalen. Dat is Stellweg wel toevertrouwd; hem kan geen voorkeur voor luchtigheid en vrolijkheid verweten worden.
Ook deze bundel stelt niet teleur. Stellweg’s verhalen zijn prikkelend en verkennen in dit boek de zo bepalende fase van puberteit en jongvolwassenheid met al zijn onzekerheden (vooral dát) listig vermomd als dédain, onverschilligheid en lichte arrogantie. Maar je hart krimpt tijdens het lezen al gauw bij de pijnlijkheden en struikelpartijen die zo kenmerkend en herkenbaar zijn in deze levensfase (toch ?). Daarin blijkt de man dan toch weer niet wezenlijk te verschillen van de vrouw.
Ik houd van schrijvers die de Nederlandse taal met respect en souplesse hanteren, en dat kan Stellweg. Omschrijvingen als “geglaceerde trut”, en “schapen lagen als maden in het weiland” deden me glimlachen. Zijn pen is rijk en creatief, scherp, met liefdevolle finesse en rijk aan nuances. Zijn taal is een feest om te lezen, als zijn de onderwerpen dat (meestal) niet.
De taalschildering van het onbeholpen puberale gehannes met de andere sekse gaat niet langs de gemakkelijke weg van hilarische situatieschetsen, maar kiest de wat moeizamere weg van de pijnlijkheid. Lichtelijk schrijnend is het om de hoofdpersoon te zien schutteren met het onderwerp van zijn begeerte (“jongen, pas toch op, dat gaat ‘m niet worden !”). Het zal voor velen herkenbaar zijn. Het laat deze lezer in elk geval achter met – inderdaad – bitterzoete herinnneringen.
Dat ik wat moeite had met de Brabantse tongval in de vertelling De kleine mannen (“Moet dâh been van gullie moeder er nog nie af?”) zegt in dit geval slechts iets over deze lezer die – geboren en getogen in de Lichtstad van Brabant – nog altijd vlekken krijgt van het dialect daar. Het verhaal was evenwel het meest hilarische exemplaar uit de bundel, met een moeder die maar niet ophoudt mensen een biertje dan wel een wijntje aan te bieden. Zou het een Brabantse gewoonte zijn, want ook daar herkenning (“Neeeeee mam, ik hoef niet nóg een kerstkransje, dank je”).
Het Nederlandse taalgebied is een schrijver rijker.
Over de verhalenbundel de Blonde Varaan
Marc Guillet heeft al een mooie recensie geschreven. Ik wil daar iets aan toevoegen. De schrijver heeft met deze bundel de werkelijkheid van de puber en adolescent willen beschrijven. Die leeftijd wordt achteraf vaak door de mist van de jaren gezien. Carl geeft ons in de blonde Varaan het gevoel mee van onwetendheid, de grote onwetendheid over relaties waar iedereen mee begint.
In verhaal 2 schrijft hij over een punkband die hij vroeger heeft opgericht. Dit is gek genoeg, een stukje bekentenisliteratuur ala Reve. De schrijver noemt zichzelf bij naam. Bij mij gaan dan allerlei gedachten spelen over wat is verzonnen en wat niet. Een verhaal is een verhaal voor mij. Ik zou het leuk vinden als Carl geen Bach en Blues speelt op zijn keyboard. Het verhaal zelf over de band Transition brengt ons terug op school, toen we The Hollow Men van TS Eliott moesten leren. Dit verhaal gaat over the Hollow Boys met dus die vervreemdingstechniek van eigen naamgebruik.
Mooi boek. te lezen vanaf pakweg 12 jaar om dan op je 24e nog eens te lezen en dan te begrijpen. Dit is geen jeugdliteratuur, maar we moeten de jonge lezer niet onderschatten.
Lichtvoetig boek waarin veel drama schuilt
Recensie
Kortgeleden trof ik in mijn brievenbus de nieuwste verhalenbundel aan van Carl Stellweg met de intrigerende titel ‘De blonde varaan’. Mijn wenkbrauwen gingen fronsend naar beneden. Wat zou de auteur bedoelen? Het exotische dier is een onbekend reptiel in onze contreien. De enige die ik ooit in een documentaire zag, was de komodovaraan, een angstaanjagende, meterslange hagedis uit de oertijd, die alleen op beperkte schaal in Indonesië leeft.
De enige varaan die ik in een titel ken, is die van een stripverhaal in de Suske en Wiske reeks, ‘De nare varaan’ in de rol van betoverende prins.
Varanen zijn, zo lees ik bij Wikipedia, koudbloedig, adoreren de zon, hebben een gespleten tong, en zijn lenig, snel en bijzonder sluw. Volgens de achterflap is de varaan uit het titelverhaal een ‘gevreesd, verscheurd, maar ook diep bemind tienermeisje’.
Ook de andere verhalen gaan over de zielenroerselen van de jeugd. Nu kunnen boeken, films of tv-series over pubers en hun zoektocht naar zichzelf en de zin van het leven, hun eerste stappen op het onvoorspelbare pad van de liefde en de seksualiteit, me zelden bekoren. Amerikaanse high school movies als ‘Grease’ en ‘The Breakfast Club’, of recente Spaanse series als ‘Elite’ of ‘Gossip Girl’ zitten vol clichés en drama queens en zijn aan mij niet besteed.
Stellweg loopt gelukkig met een grote boog om deze valkuilen heen. Dat blijkt al in het eerste verhaal over Stuurvrouw, lerares geschiedenis, die zo genoemd wordt omdat ze is getrouwd met leraar Stuurman. De ik-persoon heeft gevoelens voor haar en het wordt al snel duidelijk waarom. Ze is weliswaar klein van stuk, maar is een ongewoon mooie vrouw, als Liz Taylor in de bloei van haar leven. Ze had ‘sierlijke, volle lippen, die altijd iets van spot leken uit te drukken, hoge jukbeenderen, een fraai gewelfd voorhoofd en een delicate, wat spits toelopende kin’. Ze had een voorkeur voor ‘wijd uitstaande jurken in zuurstokkleurtjes, met een strik op schouder of achterwerk’. Ze droeg graag schoenen met hoge hakken en haar diep uitgesneden decolleté bood uitzicht op de omtrekken van haar volle borsten. Vaak zat ze op haar podiumpje voorin de klas en in haar stem klonk een vanzelfsprekende autoriteit door. ‘Stuurvrouw was een amazone die ons bereed met een kalme, zekere hand’.
De hoofdpersoon in het verhaal gooit er met de pet naar wat betreft zijn huiswerk, maar hij hoopt, nee vertrouwt erop, dat zijn lerares hem wel coulant zal behandelen, doordat hij de indruk heeft dat hij bij haar wel een potje kan breken. Of dat ook zo is? Dat ga ik hier natuurlijk niet verklappen.
Het tweede verhaal kon me, naarmate het vorderde, wat minder bekoren. Het gaat over scholieren die een rockband beginnen en waarvan de man op keyboards naar de naam Carl Stellweg luistert. Hij is de initiatiefnemer en schrijft ook songteksten, die de andere leden van de band boven de pet gaan. Vermakelijk, maar te ver uitgesponnen, naar mijn smaak.
‘De kleine mannen’ daarentegen zoog me helemaal in het verhaal, in de kneuterigheid van een Brabants dorp, de karakterisering van de relatie tussen Jaap en Marijke, de spruitjeslucht van het gezin van Marijke’s ouders. Ook hier weet Stellweg de enscenering van het verhaal treffend te beschrijven en komen zijn dialogen waarachtig over.
Met de ‘de blonde varaan’ geeft hij gehoor aan de aanbeveling ‘Save the best for last’. Terecht is dit de uitsmijter van deze bundel. Het heeft een goede spanningsboog en ik heb het nagelbijtend gelezen. Over een non-conformistische jongeling van veertien jaar, een verlegen man in een jongenslichaam, een slome duikelaar die in de klas zit met een mysterieuze blondine die toenadering tot hem zoekt. Zijn vrienden noemen haar een ‘lekker ding’, maar ook ‘aanstelster’. Ze zou hebben deelgenomen aan duistere ‘spelletjes’, verboden experimenten, zo werd gefluisterd.
In beeldend taalgebruik werkt Stellweg, tergend langzaam, naar de climax toe. Met bijna sadistisch genoegen werpt hij de lezer kruimels informatie toe. Hij schrijft zinnelijk, maar tevens subtiel, en op een omfloerste manier over seksuele gevoelens, verlangens en handelingen tussen de prille geliefden. Een zinderend zomerverhaal.
De blonde varaan is een lichtvoetig boek geworden waarin veel drama schuilt. Stellweg is erin geslaagd de thema’s uit de overgangsfase van adolescentie naar volwassenheid op te dienen in een smakelijk proza vermengd met goed gedoseerde porties ironie en Engels aandoende droge humor. Diverse personages blijven me ook na het dichtslaan van het boek bij. Zo zou ik lerares ‘Liz Taylor’ en de verleidelijke femme fatale in de dop wel eens willen ontmoeten.