Samenvatting
In dit tweede deel van 'De Erfdochters' lezen we hoe het verder gaat net de slotvrouwe Adelheid en haar beide dochters. Anna Maria is inmiddels moeder en kasteelvrouwe, terwijl Mathilde Stiftsjuffer is in een adellijk klooster. Beiden krijgen te maken met niet alleen verrassende, maar ook heftige gebeurtenissen. Moeder Adelheid pendelt tussen het Jachtslot en de grote burcht van haar dochter. Zij ontpopt zich als zakenvrouw en weldoenster. Ondertussen geniet zij van haar kleinkinderen. Zelden komt zij nog op haar slot De Stelt. Zal zij het slot afstoten of heeft zij er andere plannen mee?
Inkijk
Vreemd, dacht vrouwe Adelheid.
Ook hier zit ik in mijn eentje, net als op het Jachtslot. Het lijkt wel, alsof ik me daar prettiger voel dan hier in mijn eigen slot De Stelt. En dan komen de herinneringen.
Hier zijn wij samen begonnen, Everard en ik. Hier kregen we twee dochters, werd ik weduwe en maakte me ernstig zorgen om de toekomst. En nu, jaren later, zit ik hier voor even weer alleen op het vertrouwde nest en voel ik me meer en meer minder thuis. Ze schoof haar stoel achteruit en keek om zich heen. Haar gedachten waren dan bij toen en dan weer bij het doel van haar komst. Dan komen er ook weer episoden uit het verleden voorbij, zoals die keer, dat een vreemdeling uit het Rheinland kennis maakte met haar en haar dochters en nu haar schoonzoon en haar dochter Anna Maria vrouwe van de Beuckelaere van Hooghstelten en moeder van twee prachtige kinderen is. En dan die keer, dat de kapelaan op bezoek kwam en haar oudste dochter Mathilde Elizabeth om hulp vroeg bij het speuren naar een koopcharter. Ze dacht toen nog: Mathilde, grijp die kans, wie weet opent het een nieuwe toekomst voor je. En nu?
Mathilde is Stiftsjuffer met verregaande bevoegdheden in een klooster vlakbij de stad, waar zij haar hart aan verpand heeft.
Welke moeder zou niet naast haar schoenen gaan lopen van trots en het willen uitroepen, vooral hier in het Rivierenland: Kijk! Zo zijn mijn dochters terecht gekomen!
Adelheid stond op en draaide zich naar de schouw. Ze keek naar de lege plek, waar vroeger zijn zwaard en harnas had gehangen. Ze mompelde: "Dat, mijn lieve Eef, is er van onze dochters geworden. Is het niet geweldig?" Kijkend naar omhoog krijgt ze een warm gevoel en een intens verlangen naar de tijd van toen. Zijn sterke arm, zijn glimlach. Dat geluk. Voorbij! Voorgoed voorbij! Ze kijkt omhoog..
"Ben je daar?" Geen antwoord. Nooit meer Met betraande ogen draait ze zich om.
Nooit meer!